Een beetje geschiedenis . . .
In 1719 kreeg Veghel van ‘Den Haag’ het privilege om vier keer per jaar een paarden- en beestenmarkt te houden. Tweehonderd jaar later, in 1919, werd de - inmiddels wekelijkse – kalvermarkt afgeschaft.
Echt harde cijfers over de omvang van de Veghelse kalverhandel zijn er alleen over de tweede helft van de negentiende eeuw. Over de handel in kalveren in de jaren 1866 tot 1918 treft u HIER een een mooi overzicht aan.
Het gemeentelijk jaarverslag van 1869 vermeldde het volgende: ‘de veehandel, die nagenoeg alleen tot vette kalveren beperkt is, breidt zich nog geregeld uit; de buitengewone groote uitvoer van vóór 1865 wordt echter niet meer waargenomen; het blijkt, dat de landbouwer zich langzamerhand meer op de fabricage van boter dan op het mesten van kalveren gaat toeleggen’.
Het verslag van de Kamer van koophandel in 1893 meldt het volgende over de terugloop van de kalverhandel: ‘Het laat zich aanzien dat deze tak van het landbouwersbestaan langzamerhand eene geheele wending zal neemen, zoals thans reeds duidelijk begint te blijken uit den verminderde aanvoer van nuchtere kalveren ter weekmarkt. Immers sedert het in werking brengen der stoom-roomboterfabriek van J.B. Völker in 1893, waar gemiddeld dagelijks 10 duizend liters melk geleverd worden en welke fabriek uitstekende resultaten schijnt op te leveren, laten de meeste landbouwers het vetmesten der kalveren varen, om hunne productie melk aan de roomboterfabriek te brengen, terwijl zij de afgeroomde melk terugnemen en aan hun vee ten voeder geven’.
Op de site van het BHIC kunt u meer lezen over de Veghelse kalverhandel
Kalverstraat
De Kalverstraat – die begint op de Markt en komt uit op de Molenwieken – herinnert ons nog aan de levendige kalverhandel van destijds.
De Kalverstraat draagt die naam pas sinds 1951.
Voorheen heette de straat Marktstraat.
Ook het beeld ‘Handje-klap’ dat midden in de Kalverstraat een plaats gevonden heeft, herinnert ons aan de kalverhandel die vanaf 1717 tot 1919 in Veghel heeft plaatsgevonden.
Begin jaren 70 is de Kalverstraat gesaneerd, gerenoveerd en heeft de straat een volledige metamorfose ondergaan; het werd een winkelstraat
(de versstraat).
Bernard van Dam (1881 – 1958), bakker te Eerde en schrijver van het boek ‘Oud-Brabants Dorpsleven – Wonen en werken op het Brabantse platteland’ schrijft in zijn boek dat de huidige Kalverstraat voorheen ‘Achterdijk’ heette. Maar dat is een misverstand. De Achterdijk werd destijds omgedoopt tot Deken van Miertstraat.
Bernard van Dam schrijft op bladzijde 98:
. . . ‘Op alle plaatsen was ook de handel in nuchtere kalveren vertegenwoordigd, maar Veghel had hiervan wel het monopolie en is altijd een voornaam centrum van die handel geweest. Sinds mensenheugenis danken de Veghelaren hieraan ongetwijfeld de bijnaam van “Veghelse kuuskes” en sedert een tiental jaren de herdoping van hun ‘Achterdijk’ in het groot-Mokums klinkende ‘Kalverstraat’.
In verre omtrek werden de kalfjes door bekende kooplui opgekocht aan de boerderijen waar een plank met ‘een stierkalf te koop’ verkondigde dat eventuele gegadigden welkom waren. De nog heden gebruikelijke naam ‘kalverkruier’ duidt erop dat de kalfjes vroeger per kruiwagen vervoerd werden, maar in mijn jonge tijd gebeurde het transport an boerderij naar beurs of elders altijd per hondenwagen, waarvoor twee, soms drie honden waren gespannen die, helaas! maar al te dikwijls aan den lijve moesten ondervinden wat ‘een hondenleven’ in de slechtste zin betekende. En de arme kalfjes ging het niet veel beter! Hun enig comfort bestond uit een laag stro op de wagenbodem. Hierop lagen ze dan met de poten door een strowis bij elkaar gebonden, afgedekt door een paar oude balen en hobbelend over slechte kei- en binnenwegen met zes of meer stuks hulpeloos om moeder te roepen, tot ze, op het beursterrein aangekomen, eindelijk van de knellende banden verlost werden en enige bewegingsvrijheid konden genieten in de hokken, die op het terrein reeds klaar stonden. Hier heerste doorlopend een geweldige belangstelling en het was altijd interessant om aan te horen hoeveel stromen praat bij de verkoop van een onnozel kalfje van om de tien gulden er werden ten beste gegeven.
Het werd een wedstrijd tussen ophemelen en afkammen, tussen loven en bieden. De handslagen waren niet van de lucht en als de laatste gevallen was werd het akkoord onmiddellijk met een borrel bezegeld.
Tegen twaalf uur was de grootste beursdrukte afgelopen en zag men de meeste bezoekers op huis aanstappen en de kalverkooplui, met hun hondenkarretjes op weg naar moeder-de-vrouw alle ‘heiligenhuisjes’ langs de baan aandoende, dikwijls nog laat op de middag scharrelende om zo goed en zo kwaad als dat ging hun woonplaats terug te vinden ‘. . .
Naast bovenstaande beschrijving tekende Bernard van Dam onderstaande tekening
‘Op de Kalverbeurs’, waarop de hondekarren en het loven en bieden – het handje-klap – van koper en verkoper duidelijk te zien zijn . . .

Toekomst . . . ?